Rasvoorkeur
Soms is het heel begrijpelijk waarom volwassenen en kinderen de ene mens graag mogen en de andere niet. Bijvoorbeeld omdat de ene veel aardiger tegen je is dan de ander. Maar jong en oud geeft soms ook de voorkeur aan iemand boven iemand anders, die ze nog nooit ontmoet hebben, louter gebaseerd op die twee zo in het oog springende uiterlijkheden: sekse en ras. Hoe ontstaan die voorkeuren in de ontwikkeling van een kind? In een overzichtsartikel waarin diverse onderzoeken worden besproken wordt een ontwikkelingslijn zichtbaar.
Baby’s merken het verschil in sekse en ras al op. Dat blijkt uit aandachtsexperimenten. Ze krijgen dan bijvoorbeeld een serie foto’s van blanke mensen te zien en na een korte onderbreking een nieuwe foto. Als die van een Aziatische of zwarte persoon is kijken ze langer dan wanneer het weer een blanke persoon is. Hetzelfde geldt voor man-vrouw verschillen. Kennelijk is er in een babyhoofd een verrassingsmoment: ‘hé, anders’.
Maar het verschil kunnen zien zegt nog niets over een eventuele voorkeur. Die ontstaat in de babytijd wel, maar is niet op de uiterlijke kenmerken als zodanig gebaseerd, maar op de vertrouwdheid die ze met gezichten hebben. Bijvoorbeeld: baby’s van drie maanden kregen een aantal foto’s van een voor hen vreemde vrouw en van een vreemde man te zien. Als zij voornamelijk door een vrouw werden verzorgd, keken ze langer en intenser naar het vrouwenportret. Als hun belangrijkste verzorger een man was langer naar het mannenportret. Net zo’n onderzoek werd onder meer ook in Ethiopië en Israel gedaan. In het eerste land keken baby’s langer en intenser naar foto’s van zwarte mensen dan naar die van blanken. Precies dezelfde foto’s leverden bij de blanke baby’s in Israel het omgekeerde op.
Maar ook dit duidt volgens de onderzoekers nog niet op een emotionele voorkeur. Het gaat meer om een cognitieve vertrouwdheid, die het in zich opnemen van het beeld makkelijker maakt, minder energie vergt. De afwezigheid van rasvoorkeur bleek ook uit experimenten waarbij een zwarte en blanke vrouw naast elkaar staand aan baby’s van tien maanden een speeltje aanreikten. De baby’s namen het net zo vaak van de ene als van de andere vrouw aan. Hetzelfde was te zien bij blanke driejarigen die moesten kiezen met welk groepje kinderen ze zouden willen spelen, een blank of zwart groepje. Ze kozen net zo vaak voor het ene als voor het andere groepje, jongens zowel als meisjes.
Maar toen diezelfde kinderen moesten kiezen tussen een groepje jongens of meisjes, kozen ze zonder meer voor de eigen sekse. Conclusie uit dit soort onderzoek: jonge kinderen hebben al wel een voorkeur voor de eigen sekse, maar niet voor het eigen ras.
Die neiging, vaak leidend tot vooroordelen, ontstaat pas in de jaren daarna in de schoolleefijd. Hoe is nog niet duidelijk. Er zijn aanwijzingen dat ‘sociale status‘ een rol kan gaan spelen. In wat de ‘naïeve sociologie van kinderen‘ wordt genoemd is het bezit van spullen statusverhogend en aantrekkelijk. Uit allerlei onderzoek komt naar voren dat als kinderen moeten kiezen tussen speelkameraadjes hun voorkeur uitgaat naar degene met het mooiste huis, de leukste kleren, het meeste speelgoed enzovoort. In landen waar een welvaartsverschil bestaat tussen blank en zwart zou op die manier bij kinderen een gevoeligheid voor rasverschillen kunnen worden gewekt en versterkt. Opvallend is namelijk dat bij keuze-experimenten van het type ‘met welk groepje kinderen zou je willen spelen?’ blanke kinderen van rond zes, zeven jaar vaker kiezen voor het groepje van het eigen ras, maar zwarte kinderen veel minder. Zelfs in Zuid-Afrika werd dit geconstateerd.
(Bron: Kristin Shutts, Young Children’s Preferences: Gender, Race, and Social Status. Child Development Perspectives, 9, 4, 262-266, 2015)
(Deel II Hoofdstuk Klasgenoten Discriminatie)
Laatste reacties